JAARREKENING

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, waarin door de gemeenteraad d.d.10 december 2024 de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie, zijn vastgesteld.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vindt plaats op basis van historische kosten. Tenzij bij het desbetreffende balanshoofd anders is vermeld, zijn de activa en passiva opgenomen tegen nominale waarde.

De baten en lasten zijn toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten zijn slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico’s die hun oorsprong vinden vóór het einde van het begrotingsjaar, zijn in acht genomen indien zij vóór het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Dividendopbrengsten van deelnemingen zijn als bate genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.

De personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Er is sprake van een formeel verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende aan arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten: vier jaar. Indien er sprake is van (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld door reorganisaties) dient er (waarschijnlijk) wel een verplichting te worden opgenomen.

Medewerkers kunnen op basis van de cao-gemeenten onder andere vanaf 1 januari 2022 bovenwettelijke verlofuren sparen. Met dit 'verlofsparen' kunnen medewerkers passend bij hun levensfase hun bovenwettelijke verlofuren inzetten op een manier die aansluit bij hun persoonlijke levens- en carrièreplanning en het gemeentelijke vitaliteitsbeeld. De uren die zijn gespaard onder het verlofsparen verjaren niet. Conform de door de commissie BBV gepubliceerde Nadere toelichting commissie BBV is een voorziening gevormd voor alle categorieën bovenwettelijke verlofuren die in artikel 6.5 van de cao-gemeenten zijn benoemd.

Met betrekking tot de eigen bijdragen die het CAK int en aan de gemeenten afdraagt, geldt op basis van de Kadernota rechtmatigheid 2024 van de commissie BBV het volgende. Gemeenten kunnen op basis van de overzichten van het CAK wel de aantallen personen, soort en omvang van de zorgverlening beoordelen op basis van de eigen Wmo-administratie. Probleempunt is dat, vanwege het ontbreken van inkomensgegevens op deze overzichten, de informatie over de eigen bijdrage ontoereikend is om als gemeente de juistheid op persoonsniveau en de volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen. Door de systematiek te kiezen van het door het CAK laten vaststellen van de eigen bijdragen, heeft de wetgever in feite bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en de volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over de omvang en de hoogte van
de eigen bijdragen kunnen worden verkregen, als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals in het voorgaande is toegelicht. De gemeente zal deze onzekerheid in de jaarstukken moeten noemen, ook al ligt de oorzaak ervan niet bij de gemeente.

Diverse personele lasten blijven echter ook in 2024 toegerekend aan de periode waarin de uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals de ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en de overlopende vakantiegeldaanspraken

Balans
Algemeen

Vaste activa

Immateriële vaste activa
De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen zijn in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (artikel 62, lid 2 BBV).

De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in vijf jaar afgeschreven. De afschrijving vangt aan bij ingebruikneming van het hieraan gerelateerde materiële vaste actief.

Bijdragen aan activa van derden worden conform raadsbesluit geactiveerd. De bijdragen zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdrage, verminderd met afschrijvingen. De verleende bijdragen worden afgeschreven in de periode waarin het betrokken actief van de derde op basis van de door de gemeente gestelde voorwaarden moet bijdragen aan de publieke taak.

Materiële vaste activa

  1. De materiële activa zijn gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschafkosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen: een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

Specifieke investeringsbijdragen van derden zijn op de desbetreffende investering in mindering gebracht. Bij de waardering is, waar nodig, rekening gehouden met een (verwachte) duurzame waardevermindering.

  1. Wanneer investeringen grotendeels worden gedaan in het kader van riolering, het inzamelen van huishoudelijk afval of andere heffingen alsook voor rechten die op grond van artikel 229, lid 1 a en b Gemeentewet worden geheven, dan worden deze investeringen op de balans opgenomen in een aparte categorie: de investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven.
  1. Warme gronden onder ‘Materiële vaste activa’ (opnemen indien er sprake is van ‘warme gronden’) Conform de notitie ‘Grondbeleid in begroting en jaarstukken’ (2019) worden de gronden die zijn verworven met het oog op gebiedsontwikkeling, maar waarvoor nog geen operationele grondexploitatie is vastgesteld, opgenomen onder de materiële vaste activa (artikel 52, lid 1, onderdeel a BBV). Dergelijke gronden worden in de regel aangeduid als ‘warme gronden’. Het hieraan toerekenen (activeren) van andere kosten is daarbij niet toegestaan. ‘Warme gronden’ worden vanaf boekjaar 2019 opgenomen onder de ‘Materiële vaste activa, gronden en terreinen’. In de toelichting worden deze afzonderlijk vermeld als ‘gronden, bestemd voor de gemeentelijke gebiedsontwikkeling en als zodanig toegelicht’. Gronden die vóór 2019 zijn verworven en die vanaf 2019 worden verantwoord als gronden bestemd voor de gemeentelijke gebiedsontwikkeling, blijven gewaardeerd tegen de bestaande boekwaarde.

Materiële vaste activa worden lineair afgeschreven. Uitzondering hierop zijn de activa ten behoeve van de producten riolering en afvalinzameling. Op deze activa wordt annuïtair afgeschreven. De afschrijvingen starten op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het actief gereed komt c.q. verworven wordt (Notitie investeringen, Waardering en Afschrijving d.d. 27 maart 2018).De gehanteerde afschrijvingstermijnen bedragen in jaren::

  • gronden en terreinen: niet;
  • gebouwen: 15-50 jaar;
  • grond-, weg en waterbouwkundige werken: 8-70 jaar;
  • vervoermiddelen : 6-11 jaar;
  • machines, apparaten en installaties: 5-30 jaar;
  • automatisering: 4-11 jaar.
  1. Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.
  2. Activa met een maatschappelijk nut worden geactiveerd en over de verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. Deze verplichting geldt met ingang van het begrotingsjaar 2017. Dit houdt in dat alle investeringen die vanaf het begrotingsjaar 2017 zijn gedaan volgens de nieuwe methode worden geactiveerd.

Financiële vaste activa
Kapitaalverstrekkingen aan gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen, (overige) leningen u/g en (overige) uitzettingen zijn – tenzij hierna anders is vermeld – opgenomen tegen nominale waarde. Zo nodig is hierop een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.

Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de waarde van de aandelen onverhoopt structureel mocht dalen tot onder de verkrijgingsprijs, zal afwaardering plaatsvinden.

Van een deelneming is krachtens artikel 1, lid d BBV sprake als de gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een NV of BV.

Vlottende activa

Voorraden
Onderhanden werk: bouwgronden in exploitatie
De als onderhanden werken opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de
vervaardigingsprijs dan wel de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en de kosten van bouw- en woonrijp maken), evenals een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en in de administratie- en beheerskosten.

Voor winstneming geldt de ‘percentage of completion’-methode: de baten en lasten – en het daaruit
voortvloeiende resultaat – worden toegerekend aan de periode waarin deze zijn gerealiseerd. Bij meerjarige projecten betekent dit dat de (verwachte) winst niet pas aan het eind van het project als gerealiseerd moet worden beschouwd, maar gedurende de looptijd van het project tot stand komt en ook als zodanig moet worden verantwoord. Het verantwoorden van tussentijdse winst is daarmee geen keuze, maar een verplichting, die voortvloeit uit het realisatiebeginsel. Bij het bepalen van de tussentijdse winst is het wel noodzakelijk de nodige voorzichtigheid te betrachten. Indien aan de volgende voorwaarden is voldaan, bestaat er voldoende zekerheid en dient er winst te worden genomen:
1. Het resultaat op de grondexploitatie kan betrouwbaar worden ingeschat.
2. De grond (of het deelperceel) moet zijn verkocht.
3. De kosten zijn gerealiseerd (winst wordt naar rato van de realisatie gerealiseerd).

Zolang daarvan geen sprake is, worden de verkregen verkoopopbrengsten ten volle op de vervaardigingskosten in mindering gebracht. Indien er sprake is van winst, wordt deze berekend op basis van de eindwaarde van het project, conform de notitie ‘Grondbeleid in begroting en jaarstukken (2019)’ van de commissie BBV. Als de berekening van de tussentijdse winstneming volgens de ‘percentage of completion’-methode leidt tot de conclusie dat er in eerdere jaren te veel winst is genomen, neemt de gemeente de eerder te veel genomen winst terug. Subsidiebaten en de daarbij behorende subsidiabele kosten bij grondexploitaties maken geen deel uit van de tussentijdse winstneming en worden verantwoord op het moment dat de subsidie volgens de subsidievoorwaarden is gerealiseerd.

Gereed product en handelsgoederen
Gerede producten zijn gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de marktwaarde indien de marktwaarde lager is dan de kostprijs.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan 1 jaar
Vorderingen
De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening is statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen.
Liquide middelen
Deze activa zijn tegen nominale waarde opgenomen.

Overlopende activa
Deze activa zijn tegen nominale waarde opgenomen.

Vaste passiva
Voorzieningen
Voorzieningen zijn gewaardeerd op het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare  verlies. De pensioenverplichting ten behoeve van de wethouders is echter tegen de contante waarde van de  (reeds opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd. De onderhoudsegalisatievoorzieningen  stoelen op een meerjarenraming van het uit te voeren groot onderhoud aan (een deel van) de gemeentelijke  kapitaalgoederen, waarbij rekening is gehouden met de kwaliteitseisen die hiervoor zijn geformuleerd.
In de paragraaf ‘Onderhoud kapitaalgoederen’, die is opgenomen in het jaarverslag, is het beleid ter  zake nader uiteengezet. Indien er sprake is van achterstallig onderhoud moet er direct een voorziening worden gevormd. Het is niet langer toegestaan om bij onvoldoende financiële middelen een termijn van vier jaar te hanteren voor het vormen van de voorziening. De reden hiervoor is het effect op de financiële kengetallen. In geval van achterstallig onderhoud waarbij sprake is van kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties, wordt  er op basis van artikel 44, lid 1a BBV een voorziening gevormd.
Er kan in geen van de voorkomende gevallen sprake zijn van een negatieve voorziening. Een onverwacht bij het opmaken van de jaarrekening gesignaleerde negatieve stand moet via een eenmalige last worden gedekt. Een tijdens het opmaken van de begroting gesignaleerde verwachte negatieve stand moet via het aanpassen van de toekomstige stortingen worden gedekt.

Vaste schulden
Vaste schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde, verminderd met gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rentetypische looptijd van 1 jaar of langer

Vlottende passiva
De vlottende passiva zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

Borg- en garantstellingen
Voor zover leningen door de gemeente zijn gewaarborgd, is buiten de balanstelling het totaalbedrag van de geborgde schuldrestanten per einde boekjaar opgenomen. Overigens is in de toelichting op de balans nadere informatie opgenomen

Algemene grondslagen voor het opstellen van de rechtmatigheidsverantwoording
De rechtmatigheidsverantwoording is opgesteld op basis van het door de gemeenteraad op 19 maart 2024 vastgestelde normenkader van de relevante wet- en regelgeving. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan of gelijk aan € 75.000 gerapporteerd.

Deze pagina is gebouwd op 08/13/2025 15:33:08 met de export van 08/13/2025 15:26:33